Volgens het Burgerlijk Wetboek is de arbeidsovereenkomst een overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt in dienst van de werkgever tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Om te kunnen beoordelen of een overeenkomst een arbeidsovereenkomst is, moet worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Als de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, moet de overeenkomst als zodanig worden aangemerkt. Niet van belang is of partijen de bedoeling hadden om een arbeidsovereenkomst aan te gaan.
Om te worden aangemerkt als werknemer in de zin van de WW dient een persoon in een privaatrechtelijke dienstbetrekking werkzaam te zijn voor een werkgever.
De vraag in een procedure voor de Centrale Raad van Beroep was of het UWV terecht een WW-uitkering heeft geweigerd aan iemand die werkzaamheden heeft verricht voor een inmiddels failliete bv. Het geschil was beperkt tot de vraag of er een verplichting tot betaling van loon bestond tussen partijen. Het UWV meende van niet. De werkgever was een bv, waarvan de aandelen in handen waren van de zus en zwager van de betrokkene. Volgens de arbeidsovereenkomst bedroeg het loon € 2.000 bruto per maand. In de praktijk heeft de bv slechts een aantal kleine bedragen betaald voor de verrichte werkzaamheden. De Centrale Raad van Beroep is van oordeel dat de bv loon aan de betrokkene heeft betaald, ook al gebeurde dit onregelmatig. Dat veel minder is betaald dan waarop de betrokkene recht had op basis van de arbeidsovereenkomst betekent niet dat er geen verplichting tot betaling van loon bestond. De betrokkene dient als werknemer in de zin van de WW te worden aangemerkt.